Kristof Clerix

Aanslagen in Brussel: kroniek van een aangekondigde dood

Kristof Clerix Onderzoeksjournalist

De dramatische gebeurtenissen die de Brusselse luchthaven en metro hebben getroffen, lezen als de kroniek van een aangekondigde dood, schrijft Kristof Clerix.

De vraag onder Belgische veiligheidsexperts was de voorbije maanden niet of er een aanslag in België zou plaatsvinden, maar wanneer. Intussen kennen we het antwoord. 22 maart 2016 gaat de geschiedenisboeken in als de dag waarop de hoofdstad van Europa brutaal in het hart getroffen werd.

‘België telt veel potentiële doelwitten. Laten we hout vasthouden.’ Profetische woorden van André Vandoren, die in december 2015 opstapte als directeur van het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging (OCAD), de centrale speler in de Belgische strijd tegen terrorisme.

Tijdens Vandorens laatste interview, gepubliceerd op de website van MO*, vroeg ik hem of België voorbereid was op een eventuele terreuraanslag. ‘Een heleboel initiatieven zijn uitgewerkt – onder meer door het Crisiscentrum – om te kunnen antwoorden op dat soort crisissituaties’, antwoordde hij. ‘Natuurlijk kan je altijd verrast worden als je geconfronteerd wordt met feiten zoals in New York, Parijs, Madrid of Londen.’ Na vandaag moet Brussel helaas aan dat lijstje worden toegevoegd.

De Belgische inlichtingen- en veiligheidsdiensten waren zich maar al te goed bewust van de kans op een terreuraanslag

Kristof Clerix

De Belgische inlichtingen- en veiligheidsdiensten waren zich maar al te goed bewust van de kans op een terreuraanslag. De oorlog in Syrië en de opkomst van de Islamitische Staat vormde een absoluut keerpunt in de dreigingssituatie. In augustus 2012 trokken de eerste Belgische Syriëstrijders naar het front. Intussen is hun aantal opgelopen tot 450, het gros aangesloten bij IS en Al-Nusra. Liefst 270 strafonderzoeken ter zake zijn door het parket geopend. En volgens de inlichtingendiensten zijn zo’n 120 strijders intussen teruggekeerd naar ‘het land van bier en chocolade’. Dat zijn niet allemaal tikkende tijdbommen, maar intussen is duidelijk dat de dreiging die van enkelen uitgaat dodelijk ernstig is.

Zo was er eerst de aanslag op het Joods museum in Brussel, in mei 2014. Daarna volgde Charlie Hebdo, snel gevolgd door een verijdeld terreurcomplot in Verviers. Toen klonk applaus voor de Belgische veiligheidsdiensten. Na de aanslagen van november 2015 in Parijs – waarvoor Brussel de logistieke hub bleek – werd ons land internationaal fel bekritiseerd. De karikatuur werd gemaakt van een failed state. Ten onrechte. Een recent voorlopig rapport van het Comité I (dat in opdracht van het parlement de inlichtingendiensten controleert) zuivert de Staatsveiligheid en militaire inlichtingendienst ADIV van blaam. En de arrestatie van Europa’s meest gezochte terrorist Salah Abdeslam, vorige vrijdag in Brussel, werd onthaald op felicitaties van de Amerikaanse president Barack Obama. ‘Een veldslag is gewonnen, maar de oorlog is nog niet voorbij’, reageerden regeringsleden en veiligheidsdeskundigen.

Sinds de gebeurtenissen in Verviers hebben parketmedewerkers, politieagenten, inlichtingenofficieren en andere terreurspecialisten keihard gewerkt. In overdrive zelfs. Ze zijn tot het uiterste gegaan om het worst case scenario te vermijden. Ook de interne samenwerking en het delen van inlichtingen met de buitenlandse diensten werd nog verder opgeschroefd. Maar dat alles heeft niet kunnen verhinderen dat Brussel vandaag keihard getroffen werd.

De voornaamste les is dat we ons veiligheidsapparaat de laatste jaren te veel hebben verwaarloosd

Eddy Testelmans

Eind vorige week interviewde ik generaal Eddy Testelmans, chef van de militaire inlichtingendienst ADIV (het artikel staat morgen in Knack). Ik vroeg hem welke lessen België moest trekken uit de Parijse aanslagen. ‘De voornaamste les is dat we ons veiligheidsapparaat de laatste jaren te veel hebben verwaarloosd’, luidde zijn antwoord.

Tijdens het gesprek vroeg ik Testelmans naar de mogelijke aanwezigheid van slapende terreurcellen in België. Zijn antwoord, in tempore non suspecto: ‘We moeten ervan uitgaan dat dat risico nog altijd bestaat. Anders zou het dreigingsniveau niet meer op drie staan, het op één na hoogste niveau. We zijn er altijd van uitgegaan dat er in België mensen zijn die zich op een bepaald ogenblik kunnen groeperen en zich voorzien van wapens en explosieven om daarmee iets te doen.’

Feit: België heeft een relatief klein veiligheidsapparaat. Hoewel Brussel de diplomatieke hoofdstad van de wereld is, heeft de Belgische staatsveiligheid slechts een 600-tal mensen in dienst. De militaire tegenhanger ADIV is ongeveer even groot. Samen maakt dat dus iets meer dan duizend inlichtingenofficieren om een land te beveiligen waar de NAVO, de Europese instellingen en talrijke andere internationale organisaties gevestigd zijn.

Nadat opeenvolgende regeringen in de voorbije decennia te weinig hebben geïnvesteerd in het Belgische veiligheidsapparaat, kwam er een met de regering Michel I een ommeslag. Een extra budget van 400 miljoen euro voor de strijd tegen terrorisme en radicalisering werd aangekondigd na de aanslagen in Parijs, hoewel Testelmans waarschuwt dat procedurekwesties een obstakel kunnen vormen voor de besteding van dat geld. ‘Als de procedure te lang, traag en ingewikkeld is, vrees ik dat we tegen het einde van dit jaar niet zullen realiseren wat de regering vraagt.’

Ook werden de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendiensten elk 100 extra personeelsleden beloofd. En vorige donderdag nog keurde de Belgische regering een nieuwe wet goed die de mogelijkheden van de inlichtingendiensten uitbreidt, onder meer met de mogelijkheid om gegevens via glasvezelkabels te onderscheppen.

De uitdaging van terrorisme is uiteraard geen louter Belgisch probleem. Alle Europese landen zitten in hetzelfde schuitje, net als veel andere landen op deze planeet overigens. Bovendien zal één vraag altijd onbeantwoord blijven: had een groter en beter uitgerust veiligheidsapparaat de aanslagen in Brussel kunnen voorkomen? Er zijn voldoende voorbeelden van andere landen waar veel grotere diensten gewelddadige rampen niet konden voorzien. De strijd tegen terrorisme zal nooit worden gewonnen met enkel hard power. Een gezonde, democratische samenleving, waarin elk individu het gevoel heeft dat hij de kans heeft om iets van zijn leven te maken, is en blijft het beste antwoord.

Partner Content