‘Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik zwaar ontgoocheld was toen kardinaal Joseph Ratzinger, hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer, de vroegere inquisitie, tot paus verkozen werd. Niettemin verdiende Benedictus XVI een kans.’
Zoals ik dat al jaren tevoren had gepland, vroeg ik de nieuwe paus om een persoonlijk gesprek. 27 lange jaren had ik vergeefs gewacht op een antwoord op mijn brieven aan paus Johannes Paulus II. Ik was dus begrijpelijkerwijs verrast en vergenoegd toen ik, na Benedictus op 30 mei 2005 te hebben aangeschreven, al op 15 juni een vriendelijk antwoord kreeg: de nieuwe paus was klaar voor een ‘broederlijk gesprek’ met mij. Dat gesprek vond plaats op 24 september in het pauselijke zomerpaleis, Castel Gandolfo, en duurde vier uur. Voor veel mensen overal ter wereld was het een teken van hoop dat we, hoewel we verschillende wegen opgingen en verschillende standpunten innamen, iets doorslaggevends gemeen bleven hebben: we zijn beiden christenen, we dienen beiden dezelfde Kerk en we respecteren elkaar, ondanks al de controverses.
We staken onze verschillen niet onder stoelen of banken. Ik wilde de bekommeringen voorleggen van brede en belangrijke delen van onze katholieke Kerk. Mijn voor het conclaaf gepubliceerde ‘Open Brief aan de kardinalen’ had ik aan mijn schrijven toegevoegd. Die geeft mijn visie weer op de toekomstige richting van de Kerk en op een veelomvattend hervormingsprogramma. Maar het leek geen zin te hebben om dat persoonlijke gesprek te wijden aan de details van specifieke hervormingen binnen de Kerk waarover Benedictus en ik al lang volstrekt verschillende visies hadden. Algemeen gesproken hoopte ik op niet nog een mediapaus, maar veeleer op een herderlijke paus met sympathie voor de oecumene. En er waren wat dat betreft tekenen van hoop. Deze paus is een kalmere, bedachtzame geleerde, met een voorliefde voor beschouwing. Hij is niet voortdurend in beslag genomen door grote publieke optredens en hij heeft zowel de pauselijke bezoeken als de publieke audiënties in Rome beperkt in aantal.
Hij is een opperherder die meer met langzame kleine stappen vordert, die tijd nodig heeft en die liever met kleine veranderingen werkt om er grotere op gang te brengen. Korte periodes van vrije discussie op de laatste synode van bisschoppen en zijn uitnodiging aan de kardinalen om hun meningen vrijelijk te uiten, hebben tenminste een begin van collegialiteit geboden. Kortom, Benedictus is een conservatief die in sommige opzichten toch openstaat. Alleszins is hij geen aartsconservatief, en het kan dat hij de wereld nog enkele verrassingen bezorgt, zoals hij deed in zijn bereidheid om met mij te spreken.
Waarheen leidt Benedictus XVI de katholieke Kerk? De vraag heeft een globale politieke betekenis, niet alleen voor katholieken en andere christenen, maar ook voor aanhangers van andere godsdiensten en seculiere mannen en vrouwen in de politiek, het zakenleven en de academische wereld. Tenslotte is de katholieke Kerk, met meer dan een miljard actieve, passieve of nominale leden, de belangrijkste religieuze multinationale groep ter wereld; en haar interne organisatie is strak genoeg om er een doeltreffende globale speler van te maken, ondanks alle zwakheden. Staatshoofden en regeringsleiders van overal ter wereld kwamen naar het Sint-Pietersplein voor de begrafenis van Johannes Paulus, en niet alleen uit godsvrucht. Geheel onafhankelijk van zijn persoon, is de paus een geestelijke wereldmacht en voor vele mensen, jong en oud, is hij een geloofwaardige morele figuur met wie ze zich identificeren.
Daarom is de toekomstige richting van de katholieke Kerk van globaal belang, en het waren globale zaken die Benedictus en ik tijdens ons gesprek in Castel Gandolfo aansneden. We hadden het vooral over drie problematieken waarin er hopelijk enige vooruitgang komt tijdens het nieuwe pausschap. Eerst was er de relatie tussen het christelijk geloof en de wetenschap, in feite de seculiere disciplines in het algemeen. Voor de theoloog Ratzinger was de rationaliteit van het geloof altijd belangrijk, en in het gezamenlijke persbericht na onze ontmoeting ondersteunde de paus ‘professor Küngs zorg om de dialoog tussen geloof en wetenschap te doen herleven en te tonen hoe de in haar wezen rationele en noodzakelijke godsvraag gebaseerd kan worden op het wetenschappelijk denken’. Maar ik ken de reikwijdte niet van die ondersteuning. Blijft ze beperkt tot fysische, biologische en theologische vragen over de oorsprong van het heelal, het leven en de mensheid, of kan ze in een rationele discussie worden uitgebreid tot verdere biologische en medische vragen, zoals het embryo-onderzoek, geboortecontrole en kunstmatige inseminatie?
We wisselden ook van gedachten over de dialoog tussen de godsdiensten. Benedictus heeft zich meermaals uitgesproken tegen de idee van een ‘botsing tussen beschavingen’. Ook hij is ervan overtuigd dat er geen vrede zal zijn onder de naties zonder vrede onder de godsdiensten, en geen vrede onder de godsdiensten zonder onderlinge dialoog. Dus kon ik in het persbericht mijn goedkeuring geven aan ‘de zorg van de paus om dialoog tussen de godsdiensten en ontmoeting met de verscheidene sociale groepen van de moderne wereld’. Ook hier bleef ik evenwel met een vraag zitten: zal deze paus, gezien al de gebreken van het christendom en de positieve punten van andere religies, in staat zijn om zijn overtuiging van de waarheid van zijn eigen geloof te verbinden met het respect voor de waarheid van andere religies?
Ten slotte spraken we over het belang van een gedeelde humane ethiek. Benedictus begrijpt dat het ‘Globaal Ethisch Project geenszins een intellectuele constructie is’, maar veeleer de morele waarden reveleert ‘waarin de grote religies van de wereld naar elkaar toegroeien, ondanks al hun verschillen. Door op een overtuigende manier betekenisvol te zijn, kunnen deze religies ook waardevolle criteria zijn voor de seculiere rede.’ Het is zonder twijfel een belangrijke versterking van het Globaal Ethisch Project dat de paus een positieve kijk heeft op mijn langjarige zorg om ‘bij te dragen tot een vernieuwde erkenning van de wezenlijke morele waarden van de mensheid in de dialoog der religies en in de ontmoeting met de seculiere rede, en dat hij voorts benadrukt ‘dat de bereidheid tot een vernieuwd bewustzijn van de waarden die het menselijk leven ondersteunen eveneens een essentiële zorg is van zijn pontificaat’. Opnieuw moeten we echter een vraag stellen: zal het, bij de volgende ontmoeting van religieuze leiders in Assisi of elders, bij bidden blijven of zal het mogelijk blijken om ook de gedeelde ethische normen van de religies te benadrukken?
VOORUITKIJKEN
Natuurlijk maakte ik mij geen illusies over oprechte eensgezindheid tussen Benedictus en mezelf, en dat is nog zo. We spraken af dat we ons zouden concentreren op vragen van ‘buitenlands beleid’ van de Kerk, en slechts vluchtig raken aan de controversiële vragen van ‘interne politiek’ waarover zo heftig gedebatteerd wordt in de kerkgemeenschap. Benedictus weet wel beter dan van mij te verwachten dat ik zwijg over mijn zorg om hervorming, een zorg waarmee ik niet alleen sta. De ‘interne politiek’ van de Kerk vermijden mag een aangenamer gesprek mogelijk maken, maar de katholieke Kerk is in zo’n ernstige crisis – een crisis die wortelt in deze ‘interne aangelegenheden’ – dat geen paus redelijkerwijs kan verwachten om eeuwig over die thema’s heen te stappen.
In mijn ‘Open brief aan de kardinalen’, putte ik uit het Nieuwe Testament, de grote katholieke traditie en het Tweede Vaticaans Concilie van 1962-1965 om te antwoorden op de vraag welk soort paus de katholieke Kerk nodig heeft. Er is een jaar voorbijgegaan, maar of Benedictus die man is, blijft onzeker. Nu hij zich in zijn rol van paus ingewerkt heeft, moet Benedictus kiezen voor een verdere terugtocht naar het premoderne, prereformatorische universum van de middeleeuwen of voor een vooruitziende strategie die de Kerk zal brengen naar het postmoderne universum dat de rest van de wereld sinds lang ingegaan is.
De paus beseft dat de Kerk in een zorgwekkende toestand verkeert. Johannes Paulus slaagde er niet in om veel bekeerlingen te winnen voor zijn onbuigzame inzichten, vooral inzake seksuele en echtelijke moraal, ondanks al zijn toespraken en reizen. Die inzichten werden zowel verworpen door de overgrote meerderheid van de katholieken als door nationale parlementen, zijn geboorteland Polen inbegrepen.
Misschien was Benedictus ook in staat om vanuit het Vaticaan te merken dat zijn campagne voor de ‘re-evangelisatie van Europa’, de angst gevoed heeft voor het spirituele imperialisme van Rome en stilzwijgend bijdroeg tot de verwerping van elke vermelding van God of zelfs van het christendom als een culturele factor in de preambule van de Europese grondwet. Pauselijke massabijeenkomsten, hoe goed georganiseerd ook en doeltreffend in het aantrekken van de media, kunnen niet verbergen dat de zaken er niet zo goed voor staan voor de Kerk, achter haar triomfale façade.
Er is een diepe kloof tussen wat de hiërarchie beveelt en wat de leden van de Kerk in werkelijkheid geloven, een kloof die zich weerspiegelt in hun manier van leven. De kerkgang is in verval, net zoals kerkelijke huwelijken. In de meeste westerse landen is het biechten verdwenen, en de aanvaarding van kerkelijke dogma’s loopt terug. Er zijn minder priesters en weinig vervangers beschikbaar, deels omdat de klerikale geloofwaardigheid zwaar op de proef gesteld is door de pedofilieschandalen. Zolang de paus de absolutistische voorrang van Romes wet probeert te bereiken, zal hij de meerderheid van de christenen en van de publieke opinie tegen zich krijgen. Alleen als hij het model van Johannes XXIII omhelst en een pastorale voorrang van de liturgie probeert, hernieuwd in het licht van de Bijbel en zich uitsprekend voor vrijheid, zal hij borg staan voor vrijheid en openheid in de Kerk en in staat zijn om een moreel kompas te zijn voor de wereld.
Als Benedictus XVI de Kerk uit de vertrouwenscrisis kan halen, dan zou hij wat Karl Rahner de ‘winterkerk’ noemt, naar een nieuwe lente kunnen leiden. Hij kent de curie en het episcopaat beter dan wie dan ook, en in tegenstelling tot zijn voorganger is hij een goed bestuurder en een uitnemend geleerde. Een van zijn rivalen in het conclaaf vertelde me dat Benedictus, als hij zou willen, hervormingen zou kunnen doorvoeren die een meer progressieve paus niet zo makkelijk zou vinden. Velen binnen en buiten de Kerk verwachten dus het openbreken van een kwarteeuw opgestopte hervormingen. Ze willen dat de oude structurele problemen openlijk bediscussieerd worden en ze willen oplossingen, hetzij door de nieuwe paus persoonlijk, hetzij door de bisschoppensynode of zelfs door een derde Vaticaans Concilie.
Hans Küng is een vooraanstaand katholiek theoloog. De geboren Zwitser leeft in Tübingen, Duitsland. Hij is al decennialang verwikkeld in een twist met de kerkelijke autoriteiten. Als gevolg van zijn kritische analyses van het pausschap, onttrok het Vaticaan hem in 1979 zijn kerkelijke machtiging om te doceren. Hij bleef priester, en doceerde tot zijn pensioen in 1995 oecumenische theologie aan de universiteit van Tübingen. Als voorzitter van de Global Ethic Foundation is Küng ook adviseur bij de VN. Deze ingekorte tekst werd vertaald door Jan Braet.
DOOR HANS KÜNG